Show Menu
True Story Award 2021

Hoe Zohra en Hamza weer thuis kwamen

Een Spaanse begrafenisondernemer identificeert dode migranten die in Spanje aanspoelen en brengt ze terug naar hun familie. Mee in de auto van Martín Zamora, met achterin twee lijkkisten.

Zohra Sarrouj (27) en Hamza el Orfi (20) hadden elkaar nooit gezien voordat ze tegelijk de overtocht van Marokko naar Spanje waagden. Met 24 anderen gingen ze aan boord. Zohra en Hamza overleefden de reis niet. Als enigen. Zij stierf door onderkoeling, hij viel vlak voor de Spaanse kust in zee en verdronk.

De twee vertrokken uit Larache, Marokko. Hun lichamen gaan terug via Algeciras.
Nu liggen Zohra en Hamza naast elkaar in hun glanzende houten kisten, achter in de bestelwagen van begrafenisondernemer Martín Zamora. Vandaag zal Zamora, een boomlange vijftiger met sluik grijs haar dat aan weerszijden van zijn voorhoofd valt, de twee jonge Marokkanen vanuit de Spaanse havenstad Algeciras terugbrengen naar hun geboortegrond.

De begrafenisondernemer, in spijkerbroek en blauw poloshirt, maakt zich op voor een lange dag, die zal eindigen in het binnenland van Marokko. Zamora is een net gestopte kettingroker. Dit was een goed moment geweest voor een sigaret, zal hij een paar keer per dag zeggen.

De 58-jarige Spanjaard heeft de tocht al vele malen gemaakt, maar business as usual zal het niet worden. „Het klinkt misschien gek, maar deze mensen zijn ook een beetje mijn kinderen geworden”, legt hij uit op het rommelige industrieterrein waar zijn bedrijf gevestigd is. „Ik heb ze van zeer nabij leren kennen. Alleen hebben zij daar nooit iets van geweten.”

Zohra Sarrouj en Hamza el Orfi behoren tot de duizenden migranten die omkomen bij de oversteek van Afrika naar Europa. Hun dood was nauwelijks nieuws. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie zijn er dit jaar ruim tweehonderd migranten omgekomen op weg naar Spanje. Ongezien verdwijnen ze in het massagraf dat de Straat van Gibraltar is.

De stoffelijke overschotten van Sarrouj en El Orfi bleven aanvankelijk anoniem. Tot Zamora zijn netwerk aanboorde en hun namen en leeftijden wist te achterhalen. Daarna, via foto’s van toen zij nog droomden van een betere toekomst, leerde hij delen van hun levensverhaal kennen. Hij bewaarde hun lichamen in een koelcel achter in zijn bedrijfje en probeerde alles op orde te krijgen om de twee terug te kunnen brengen. Naar hun verwanten. Naar huis.

Eerst betalen
Het is nog vroeg in de ochtend, maar de zon schijnt al fel. In zijn kantoor verwelkomt Zamora Abdenbi Fennan, de 45-jarige zwager van Hamza el Orfi. Al weken hebben de twee contact om te bepalen wanneer ze het lichaam van Hamza terug gaan brengen naar Marokko.

„Ik ben in dit vak door schade en schande wijs geworden”, had Zamora buiten uitgelegd, terwijl het verkeer op de A7 langsraasde. Hij had Fennan telefonisch duidelijk gemaakt dat er pas aan de tocht wordt begonnen als het totaalbedrag van 2.500 euro is overgemaakt. „Nabestaanden willen niets liever dan hun overleden familielid in hun eigen land begraven”, zei de begrafenisondernemer. „Maar dat kost geld. En soms is dat er niet. Als ik achteraf nog eens een rekening moet indienen, kan ik het vergeten.”

Kist met naam
Na dagen van halfzachte beloftes is Fennan nu dan toch met de nachtbus overgekomen vanuit het Spaanse Murcia, waar hij sinds twee jaar als fruitplukker werkt. De Marokkaan draagt een lichtblauw jasje met het embleem van FC Barcelona. Hij heeft alleen een rugzakje bij zich. Als de garanties zijn gegeven en er ook door de familie van Zohra betaald lijkt te gaan worden, omhelzen hij en Zamora elkaar met een zachte klop op de rug. Samen kijken ze naar de linkerkist achter in de auto, waar de voor- en achternaam van Hamza in zwarte letters op staan. Dan gooit Zamora de achterklep van zijn Mercedes met een klap dicht. „Vámonos!”

Een kwartiertje later staan ze in de haven van Algeciras in de rij, tussen de toeristen, voor de oversteek over de Middellandse Zee naar de Spaanse exclave Ceuta. Kinderen spelen verveeld tussen de volgepakte auto’s, die nummerborden dragen uit heel Europa. Agenten met honden lopen rondjes. Op de achtergrond draaien de reusachtige hijskranen van Algeciras. Dan dirigeert het havenpersoneel alle voertuigen naar de openstaande klep van de veerboot. De grijze lijkwagen valt nauwelijks op.

„Hoe triest het ook is, ik ben heel blij dat ik het lichaam van mijn zwager terug mag brengen”, zegt Fennan in een mengelmoes van Spaans en Italiaans als hij op de boot uit de auto stapt. „De familie zal pas rust hebben als Hamza is begraven.”

Telefoonnummer in een broekzak
Het specialisme van Martín Zamora ontstond bij toeval. Hij was beginnend uitvaartondernemer toen in 1998 zestien Marokkanen voor de kust verdronken. „Ik had destijds met mijn bedrijf een soort piketdienst”, herinnert hij zich. „De ramp was niet te overzien. Niemand wist wat ze met de doden aan moesten. Het lag voor de hand dat ze allemaal anoniem ergens zouden worden begraven. Toen ben ik gaan kijken of ik hun herkomst kon achterhalen.”

In de zak van een broek vond Zamora een telefoonnummer. „Dat heb ik gebeld. Aanvankelijk zeiden die mensen van niets te weten, waarschijnlijk uit angst. Een paar dagen later werd ik teruggebeld door een neef van het slachtoffer. Of ik hun overleden familielid kon terugbrengen. Dat heb ik gedaan.”

Zamora nam niet alleen het stoffelijk overschot mee. Hij laadde ook zakken vol met kleding en persoonlijke voorwerpen van de andere doden in zijn auto. Daarmee trok hij langs de dorpjes in de streek. „Shirts, broeken, schoenen; we hingen alles op aan rekken. En het werkte. Mensen herkenden de kleren van hun geliefden. Bijna alle doden bleken uit het plaatsje Hansala te komen. We hebben uiteindelijk bijna iedereen weten te identificeren.”

Zo bedroefd waren de mensen in Hansala, vervolgt Zamora, „maar tegelijkertijd heel dankbaar. Later hebben we alle andere lichamen teruggebracht. Toen waren de reacties nog heftiger dan eerst. Maar het bracht hun ook enige rust. Moslims geloven dat een dode pas de overgang naar een eeuwig leven kan maken, als hij volgens bepaalde rituelen is begraven.”

De Spaanse regisseur Chus Gutiérrez verfilmde de gebeurtenissen. Haar in 2008 verschenen film Retorno a Hansala gaf Martín Zamora enige bekendheid.

Hij had zich toen al gespecialiseerd in dode migranten. Enerzijds handelt hij uit menslievendheid – hij geeft om ‘zijn’ doden. Maar hij is ook, zoals de film laat zien, een zakenman die ‘leurt’ met lijken. „Het is een lastige spagaat, maar het kan niet anders”, legt hij uit in het passagiersgedeelte van de veerboot naar Ceuta. „In de praktijk is iedereen deze doden liever kwijt dan rijk. Als de Spaanse politie ze vindt, zijn ze niet geneigd nabestaanden op te sporen. Ik doe dat wel, en het lukt ook bijna altijd. Als ik iemands identiteit heb achterhaald, treed ik in contact met de familie en dan proberen we samen het lichaam te identificeren. Daarna begint de procedure om de lichamen vrij te krijgen, wat heel lang kan duren.”

Even miljonair
In 2003 wist Zamora handig gebruik te maken van zijn specialisatie toen hij na een ramp bij het Spaanse kustplaatsje Rota op last van een rechter tientallen stoffelijke overschotten in zijn toenmalige bedrijf in Los Barrios conserveerde. Niemand keek daarna meer naar de lichamen om. Maar na een aantal jaar bracht Zamora wel honderdduizenden euro’s in rekening bij de regio Andalusië. Even was Zamora miljonair - hij kan er nog om lachen. „Met het gerechtelijk bevel in handen rekende ik 60 euro per persoon per dag. Daar hebben de autoriteiten wel van geleerd”, zegt hij met een grijns. „Nu worden onbekende lijken door de autoriteiten in een publiek koelhuis bewaard en daarna zo snel mogelijk begraven. Het is allang geen lucratieve business meer.”

Miljonair is Zamora ook niet meer. In de crisisjaren moest hij zijn zaak verkopen, „de hypotheek was niet meer te betalen”. Met zijn vrouw vertrok hij naar Brazilië. „Doden zijn er daar genoeg. Maar als buitenlander kom je er niet tussen.” Door mislukte projecten raakte hij bijna zijn hele vermogen kwijt.

De loods van zijn nieuwe bedrijf Southern Funeral Assistance op het industrieterrein van Algeciras is een nieuw begin. „Er moet vooralsnog geld bij, maar de dankbaarheid van de nabestaanden compenseert veel. Ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen. Dit is nu eenmaal mijn vak geworden.”

Zamora blijft een eenling in de uitvaartzorg voor anonieme doden van een ander continent, hoewel Zuid-Spanje daar al vier decennia mee te maken heeft. Het eerste stoffelijk overschot van een Marokkaanse migrant werd op 1 november 1988 aangetroffen op het strand van Tarifa en is daar samen met anderen in een gemeentelijk massagraf gelegd.

„Migratie is op dit moment misschien wel het belangrijkste thema in Europa. Maar daarbij gaat het altijd om levende vluchtelingen. Er bestaan amper protocollen voor de doden”, zegt Zamora. „Ik moet in mijn werk altijd de randen opzoeken. Gebruik maken van mijn kennis en contacten. In Marokko ken ik redelijk goed de weg. Maar er verdrinken ook migranten uit landen als Senegal, Mali of Niger. Dat is nog veel ingewikkelder. Als alles officieel volgens de bureaucratische regels verloopt, kan het soms jaren duren voordat we iemand terug kunnen brengen.”

Identiteitskaart
De stoffelijk overschotten van Zohra Sarrouj en Hamza el Orfi komen nabij het stadje Conil de la Frontera aan land. Sarrouj ligt dood in de boot, El Orfi spoelt dagen later aan.

De Spaanse Guardia Civil houdt een aantal overlevenden in het bootje aan voor verhoor. Eén van hen geeft een nummer van een familielid van Zohra Sarrouj door, en op het lichaam van Hamza el Orfi wordt zijn identiteitskaart gevonden. Zamora krijgt deze gegevens via zijn netwerk bij de politie snel in handen en kan verder gaan zoeken.

Hij komt in contact met Najib Sarrouj, de oudere broer van Zohra. Hij moet hem het nieuws vertellen, wat niet makkelijk is, alleen al omdat het in gebrekkig Frans moet. Met de nabestaanden worden foto’s uitgewisseld en al vrij snel komen alle betrokkenen tot de conclusie dat het stoffelijk overschot van de 27-jarige Zohra moet zijn.

Een paar dagen later krijgt Abdenbi Fennan in de moskee van zijn Spaanse woonplaats Mula een foto te zien van Hamza el Orfi, wiens lichaam is gevonden op zeven kilometer van de plek waar het bootje aankwam. Fennan: „De imam liet beelden rondgaan van twee overleden Marokkanen. Tot mijn verbazing herkende ik meteen de man van mijn zus. Hij zou onderweg geweest zijn naar mij. Ik wist nergens van.”

Zamora had zo de twee doden een naam weten te geven, maar voor de Spaanse rechter was dat niet voldoende om hun lichamen vrij te geven. Er moesten officieel vingerafdrukken vanuit Marokko worden overlegd, iets wat weken, zo niet maanden in beslag kan nemen. De situatie leek te stagneren totdat een nieuwe, jonge rechter van dienst na een gesprek met Zamora groen licht gaf. „Je moet bij die mensen ook een beetje op de emotie spelen”, legt Zamora aan boord van de veerboot uit. „Hen laten indenken wat ze zouden doen als het om hún kinderen ging.”

Uitkijkend over de reling, met zicht op de rots van Gibraltar, vertelt Abdenbi Fennan over 1995, toen hij zelf als twintiger de oversteek van Marokko naar Spanje waagde.

„Het was een andere tijd, maar net als velen nu zag ik geen toekomst in mijn land. Met een houten boot vertrokken we van Tanger naar Tarifa. Dat was de kortste weg. Zo’n vijftien kilometer. Dat ging eigenlijk zonder veel problemen”, zegt hij, terwijl Afrika al opdoemt in de verte. „Nu is dat heel anders. De hele Straat van Gibraltar wordt in de gaten gehouden met camera’s. Als er in Marokko een bootje vertrekt, hebben ze dat in Spanje meteen in de gaten. Daarom heeft mijn zwager waarschijnlijk gekozen voor een andere route.”

Fennan slikt even bij de gedachte dat hij mogelijk een voorbeeld was voor de man van zijn zus, zoals talloze jonge Marokkanen dromen van Europa. „Ik heb van mijn zus begrepen dat Hamza is vertrokken om de dienstplicht te ontlopen. Hij had al een oproep, maar had daar kennelijk geen trek in. Maar het leven in Europa is ook niet zo makkelijk als velen denken. Kijk naar mij. Ik ben aan een zwerftocht van 24 jaar bezig. Ik heb overal gewerkt, eerst in Spanje, daarna twintig jaar in Italië. En nu pluk ik weer fruit en groeten vlakbij Murcia – keihard werken voor een beetje geld.”

Na al die jaren werken heeft Fennan inmiddels de papieren om zijn gezin te laten komen. Het is wrang, geeft hij toe, maar doordat hij nu de reis maakt met zijn dode zwager, kan hij zijn vrouw en kinderen ophalen en meenemen naar Spanje. Alleen: „Een stabiel bestaan kan ik hun niet garanderen. Het is beter niet te veel vooruit te denken.”

Luister ook naar deze aflevering van onze podcastserie NRC Vandaag: Terug naar Marokko, met de lichamen van Zohra en Hamza

Alleenstaande moeder
Na ruim een uur varen bereiken Zamora en Fennan het Spaanse Ceuta. Ze gaan door de exclave heen, direct op weg naar de grens met Marokko. Daar eindigt het welvarende Europa en begint Noord-Afrika. Aangeharkte wegen veranderen in stofbermen vol rommel. Zwerfhonden liggen in de zon. De Mercedes laveert langs de alomtegenwoordige taxi’s, tussen getoeter, geroep en gebedel.

Martín Zamora slaat aan het rekenen. Drie uur hebben ze verloren bij de afhandeling van alle formaliteiten. Het zal nog flink doorrijden worden om voor zonsondergang in Sidi Abdelkrim aan te komen, op anderhalf uur van Casablanca, waar nabestaanden van Zohra Sarrouj wachten op haar terugkeer. Ze was als alleenstaande moeder van een dochter van zes jaar vertrokken omdat ze geen perspectief meer zag op het Marokkaanse platteland. Zohra had haar kind later willen laten overkomen naar Spanje.

Over de tolweg van Tanger naar Casablanca passeert Zamora’s lijkwagen na ruim een uur Larache, een oude havenstad, omgeven door zoutpannen en moerasgebied. Hier ging de groep Marokkanen begin mei aan boord voor de overtocht naar Europa.

Vorig jaar waren bijna zestigduizend migranten hen voorgegaan op deze route, vanuit verschillende delen van Afrika. Van hen overleden er ongeveer achthonderd onderweg.

Door de sterk verbeterde samenwerking tussen de Marokkaanse en Spaanse autoriteiten wordt het steeds moeilijker om Europa te bereiken. Vrijwel dagelijks worden bootjes na vertrek door de Marokkaanse kustwacht uit het water gehaald. Wie echt kans wil maken, moet geld neerleggen en bereid zijn risico’s nemen. En dat waren Sarrouj en El Orfi. Ze zouden 2.500 euro hebben betaald aan tussenpersonen. Drie van hen voeren mee en overleefden de overtocht. Vrijwel direct na aankomst in Spanje werden ze gearresteerd op verdenking van mensenhandel.

Eerst naar het politiebureau
Tijdens de urenlange autorit trekt Marokko in al zijn gedaantes voorbij, van de ultramoderne universiteit bij Rabat tot de krottenwijken buiten Casablanca, van landschappen met cactussen en ezels tot velden onder adembenemende luchten. Pas aan het begin van de avond doemt het plaatsje Sidi Abdelkrim op.

Zamora heeft bij het vervallen benzinestation buiten het dorp afgesproken met Zohra’s broer Najib Sarrouj, een gesoigneerde veertiger, die hem in zijn auto voorgaat naar het plaatselijke politiebureau. Daar moeten de laatste administratieve handelingen worden verricht, en dan vertrekt de kleine stoet auto’s naar een afgelegen onderkomen buiten Sidi Abdelkrim.

Op het land lopen ezels. Overal blaten schapen. Stof komt omhoog als de Mercedes over een zandweg naar het ouderlijk huis van Zohra Sarrouj rijdt. Bij een grote, witte tent staat het daar vol mensen.

Tientallen vrouwen en meisjes staan er te wachten. Al uren, zo blijkt. Bevangen door emotie halen ze de lijkwagen binnen. Sommigen staan met de handen voor de mond stokstijf voor zich uit te kijken, anderen barsten uit in gehuil. Als Zamora de achterklep van zijn auto opent en de kist te zien is, stijgt een gekrijs op dat door merg en been gaat. De moeder van het slachtoffer bezwijkt bijna. Kleine kinderen verschuilen zich achter de kleren van hun huilende moeders. Het dochtertje van Zohra blijft op de achtergrond. Het is niet duidelijk of ze beseft wat er gaande is.

Ze mag niet mee naar de begrafenis. De vrouwen blijven in verdriet achter als Zamora nog geen tien minuten later met de kist wegrijdt naar de rotsige begraafplaats, een paar kilometer verderop. Mannen zijn daar bezig met het uithakken van het graf. In het kale, gele landschap liggen enkele tientallen dorpsgenoten begraven.

Zamora zet zijn Mercedes vrijwel naast het smalle gat in de grond en groet vader Mohamed ben Bouazza op ingetogen wijze. Ze communiceren met handen en voeten. De vader, gekleed in een grijze trui en een donkere jas, knikt vriendelijk naar het buitenlandse bezoek. Hij heeft zijn gevoelens in bedwang.

Er heerst een serene rust. De stilte wordt doorbroken door de luidspreker van de moskee even verderop. De lijkkist wordt op de grond neergezet en de groep mannen stelt zich op in rijen om samen met Zohra’s vader gezamenlijk in gebed te gaan.

Op de achtergrond maken twee Marokkanen in afwijkende kleding met hun telefoon foto’s van de meegereisde Spaanse fotograaf. Niemand kijkt er meer van op in Marokko, waar het regime van koning Mohammed VI overal ogen en oren heeft, ook bij de begrafenis van een jonge vrouw.

De zon is nog net niet onder als de kist met het lichaam van Zohra door verschillende mannenhanden wordt neergelaten in haar laatste rustplaats, haar hoofd richting Mekka. Het duurt even voordat de kist goed zakt, daarna wordt het gat snel gedicht met scheppen vol zand en stenen. Een laatste streepje daglicht valt op de bovenkant van de kist. De woorden van de zangerige gebeden vervliegen.

Zamora staat even verderop. Alleen. Zonder sigaret weet hij zich maar moeilijk een houding te geven. „Ik heb zelf zeven kinderen. Er is denk ik niets erger dan je kind te moeten begraven”, zegt hij even later, terwijl hij door zijn grijze haren strijkt. „Ze was zo jong en had een heel leven voor zich. En dan moet ik haar voor de ogen van haar dochter in een kist afleveren. Ik heb haar zo goed mogelijk verzorgd. Mooi gemaakt, opgebaard en thuisgebracht. Meer kan ik niet doen.”

Met de veerboot
Als de avond valt over Marokko, nemen Zamora en Fennan afscheid van de familie van Zohra Sarrouj en gaan met de andere lijkkist verder naar de laatste bestemming. De begrafenis van Hamza staat vlak na zonsopgang gepland in het plaatsje Fkih Ben Saleh, honderd kilometer verderop. Daar voltrekt zich hetzelfde ritueel. Zo’n 24 uur nadat Zamora Fennan voor het eerst ontmoette, staat hij naast hem bij de begrafenis van diens zwager. Een paar dagen later zal Fennan voor het eerst met zijn gezin naar Europa reizen. Niet in een wankel bootje, maar legaal, met de veerboot.

Na een laatste omhelzing met Fennan stapt Martín Zamora in zijn auto. Hij rijdt alleen terug. Met een lege wagen op weg naar Algeciras, waar alweer andere lichamen op hem wachten.

CIJFERS MIGRATIE
VANAF 1988 SPOELEN LICHAMEN AAN

Op 1 november 1988 spoelde het lijk van een Marokkaanse man aan op het strand van Tarifa. Zijn lichaam ligt samen met dat van andere verdronken migranten in een massagraf op de begraafplaats van de Spaanse kustplaats. Hij wordt gezien als de eerste Marokkaan die de tocht als illegale migrant naar Europa niet overleefde.

Volgens een schatting van de ngo Mensenrechten in Andalusië zijn er de afgelopen decennia zo’n achtduizend migranten overleden in de zee tussen Marokko en Spanje. De laatste jaren worden cijfers nauwkeuriger bijgehouden. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn er in 2018 811 migranten gesneuveld op deze route. Dit jaar haalden tot nu toe ruim tweehonderd migranten de overkant niet.